Stap 1: Het vertrekpunt
Inventariseer ambitie en bepaal sturingsfilosofie
Het handelingsperspectief als gevolg van het advies van de werkgroep RES en MER verschilt per regio. Het is afhankelijk van het aandeel ambitie in de RES en de triggers voor herijking. Voordat op de diverse in de regio te maken keuzes wordt ingegaan wordt eerst stilgestaan bij het vertrekpunt: het aandeel ambitie in de RES en de mate waarin zich triggers voor herijking voor doen.
Hoe ziet de RES 1.0 van jouw RES-regio eruit? En wat is daarin de verdeling tussen huidig, pijplijn en ambitie? Onderstaande figuur geeft hiervan een beeld per RES-regio.
De energietransitie is één van de maatschappelijk opgaven die ruimte vraagt. Ruimte is in Nederland schaars. Voordat keuzes kunnen worden gemaakt over het realiseren van locaties voor duurzame opwek via zon, of wind en de bijbehorende infrastructuur, moet duidelijk zijn welke effecten hiervan zijn te verwachten op natuur, milieu en landschap. De plan-MER kan daarbij behulpzaam zijn.
De plan-MER richt zich primair op het onderdeel ‘ambitie’. Het onderdeel ‘huidig’ is vanzelfsprekend al gerealiseerd. Bij het onderdeel ‘pijplijn’ is al een locatieafweging gemaakt. Daarbij zijn de effecten voor natuur, milieu en landschap al betrokken, al dan niet via een plan- of project-MER. De cumulatieve effecten van deze ‘pijplijn-projecten’ moeten worden meegenomen in de MER. Zoals in bovenstaand plaatje te zien hebben veel RES’en een grote ambitie. Deze ambitie moet de komende tijd ruimtelijk worden vertaald. Als regio bepaal je samen met de omgeving waar zonne- en windenergie het best kan komen en welke voorwaarden aan plaatsing worden verbonden. Die keuzes worden door de afzonderlijke bevoegd gezagen verankerd in de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening (nu) en Omgevingswet (vanaf 1 januari 2023). Het aandeel ‘ambitie’ kan worden beïnvloed door diverse triggers voor herijking (zie paragraaf ‘aanleiding’).
Het is van belang om bij het concretiseren van de ambities expliciet te maken wat de rol van de RES-regio is. Het PBL maakt in dat verband onderscheid tussen vier basisvarianten voor het procesontwerp, waarbij ofwel de gemeenten, of de regio’s voorgaan, ofwel de zoekgebieden of de ambitie voorop staan (zie onderstaande figuur). Meer concreet gaat het dan om de sturingsfilosofie (bestaat uit de gekozen overheidsrol en de daaruit voortvloeiende instrumentenmix). voor het realiseren van de ambities voor duurzame energie. In de paragraaf ‘planning, tijdlijn en urgentie’ komt deze sturingsfilosofie nader aan de orde.
Het is belangrijk voor jouw regio na te gaan:
- Hoe de verdeling bestaand, pijplijn en ambitie is en wat de rol van de RES-regio daarbij is.
- In hoeverre de locatieafwegingen al zijn gemaakt en in hoeverre de gevolgen voor natuur, milieu en landschap daarbij zijn betrokken en wat de rol van de RES-regio daarbij is.
- In hoeverre daarbij eerder al plan-mer-procedures zijn doorlopen.
- Of momenteel een omgevingsvisie wordt opgesteld door de provincie of gemeenten. Een omgevingsvisie waarin de ambitie zoals in de RES opgenomen, wordt meegenomen in de integrale afweging.
- Waar de ambitie uit bestaat: betreft het bijvoorbeeld windparken en zon in het veld opstellingen, zon op dak ambities, of een combinatie daarvan?
- Welke uitbreiding van het netwerk hiervoor nodig is: denk daarbij ook aan extra schakelstations.
- Of er zich triggers voordoen voor het herijken van de ambitie (zie paragraaf ‘aanleiding’).
Op basis van die acties kan het vertrekpunt scherp worden beschreven.
Referentiesituatie en autonome ontwikkeling
In een MER wordt onder andere de referentiesituatie beschreven. De referentiesituatie maakt inzichtelijk wat de milieueffecten zijn als de voorgenomen activiteit niet wordt uitgevoerd. Deze beschrijving is relevant voor de beoordeling van de effecten van de alternatieven. De referentiesituatie bestaat uit: de huidige situatie inclusief autonome ontwikkelingen: de pijplijn voor zover de ontwikkelingen voldoende zeker zijn dat deze worden uitgevoerd. Autonome ontwikkelingen zijn dus ontwikkelingen waarop concreet zicht bestaat. Dit betekent dat sprake moet zijn van een verregaande voorbereiding van een ruimtelijk plan of van een onherroepelijk besluit.
NP RES adviseert om voor de referentiesituatie naast de autonome ontwikkelingen, ook aan te geven of er in de regio toekomstige grote ontwikkelingen geagendeerd zijn, maar waarover nog niet is besloten. Te denken valt aan grote woningbouwprojecten, uitbreiding van (spoor)wegen of projecten voor natuurherstel. De ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de mogelijkheden voor energieopwekking of het combineren daarvan. Dit kan ook in een scenario worden uitgewerkt. Het is belangrijk dat duidelijk wordt gemaakt in welk stadium van het besluitvormingsproces die plannen zitten, en hoe dit daarmee van invloed is op dit thematische proces van de RES. Het is zelfs denkbaar dat er sprake is van een taakstellende woningbouwopgave die hoe dan ook in een bepaald gebied zal landen, zonder dat daarvoor al vergaande besluitvorming heeft plaatsgevonden.