Bijlage 2: RES in relatie tot de Omgevingswet

Deze bijlage richt zich op de verankering van de RES-opgave binnen de Omgevingswet

Overgangsrecht

Bij plannen is het moment waarop het ontwerp plan ter inzage wordt gelegd bepalend. Als een ontwerp bestemmingsplan voor inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd wordt het volgens het oude recht afgemaakt. Dat gaat om vaststellen in de raad en behandelen van beroep bij de Raad van State en kan dus nog best even doorlopen. Bij vergunningen is het moment waarop de aanvraag wordt gedaan bepalend. Als de aanvraag voor iwt Omgevingswet is gedaan wordt de procedure volgens het oude recht afgehandeld. Ook dat kan dus nog best even doorlopen. Op visieniveau is sprake van een gelijkstelling. Met andere woorden een structuurvisie = een omgevingsvisie, volgens het overgangsrecht. Mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (zie notitie planproces waarin die voorwaarden zijn benoemd). Nieuwe wetgeving leidt ook vaak tot boeggolven. Plannen die nog snel via het oude recht ter inzage worden gelegd en aanvragen die nog snel worden gedaan.

Vanaf boven, met de klok mee, zijn de beoogde stadia en bijbehorende instrumenten van de beleidscyclus van Omgevingswet als volgt samen te vatten:

Beleidscyclus omgevingswet

De ontwikkeling van de leefomgeving is een continu (cyclisch) proces. Om dit proces te faciliteren gaat de Omgevingswet uit van een dynamische ‘beleidscyclus’ met verschillende kerninstrumenten, die in verhouding tot elkaar staan. In dit proces komen zowel beleid- als planvorming als vergunningverlening aan de orde. De RES-ambitie moet hierin een plek krijgen. Uiteindelijk dient de RES-opgave in alle stadia van de beleidscyclus te worden meegenomen en besluiten hieromtrent moeten worden vastgelegd. Omdat ruimtelijke ordening in Nederland op verschillende schaalniveaus plaats vindt, hebben Rijk, provincie en gemeenten hierin verschillende rollen en mogelijkheden. Deze komen bij de beschrijving van de verschillende stadia van de beleidscyclus aan de orde.

Beleidsontwikkeling


De eerste stap in de beleidscyclus is beleidsontwikkeling. Dit staat voor de visievorming. De omgevingsvisie is een samenhangende (integrale) visie met strategische hoofdkeuzes van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn.

De Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is vormvrij, maar bevat volgens (art. 3.1 van) de Omgevingswet in ieder geval de volgende onderdelen: 

  • Een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving: waar bestaat de fysieke leefomgeving uit en wat is de kwaliteit ervan?
  • De hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van het grondgebied: wat gebeurt er/ gaat er gebeuren aan ontwikkelingen en instandhouding van het grondgebied?
  • De hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid: wat zijn de na te streven doelen en op welke manier worden die bereikt? 

De omgevingsvisie is een integraal product waarin energie één van de thema’s is die uitgewerkt wordt. Dit moet dus in balans met andere ontwikkelingen bekeken worden: wonen, landbouw, natuur, water, bedrijvigheid en onderwerpen als duurzaamheid, veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Hiervoor is gesignaleerd dat tal van beleidsvelden in beweging zijn. De omgevingsvisie is zelfbindend en dus is het verstandig er alleen zaken in op te nemen waar je zelf (indirect) invloed op hebt.

Omgevingsvisie en hernieuwbare energie 

In de omgevingsvisie worden de doelen en de voorgenomen ontwikkelingen met betrekking tot hernieuwbare energie opgenomen. Dat betreft enerzijds de te realiseren hoeveelheid duurzame energie, de verdeling daarvan over energie uit zon, wind en andere bronnen en de wijze waarop in de toekomst in de warmtevraag zal worden voorzien (transitievisie Warmte). Anderzijds betreft het de hoeveelheid ruimte die nodig is voor hernieuwbare energie en de criteria voor het selecteren van gebieden waar zon- en windprojecten zouden kunnen worden gerealiseerd, de keuzes met betrekking tot ‘zon op dak’, eventueel een voorkeursvolgorde voor zonprojecten en antwoord op de vraag waar netversterking nodig is en in welke vorm.

Financiële afspraken hernieuwbare energie 

De omgevingsvisie is daarnaast van belang als het rijk, een provincie of een gemeente met een energieproducent afspraken wil maken over vrijwillige financiële bijdragen aan ontwikkelingen in de omgeving, zoals de aanleg van een recreatiegebied of maatregelen voor landschapsherstel. In dat geval moet in de omgevingsvisie of in een programma voor hernieuwbare energie per zoekgebied worden aangegeven voor welke ontwikkelingen financiële bijdragen kunnen worden gevraagd.

Strategische keuzes warmtevragen in omgevingsvisie 

In de omgevingsvisie kunnen mogelijk strategische keuzes worden vastgelegd over hoe in de toekomst in de warmtevraag wordt voorzien (Transitievisie Warmte). Ook worden daarbij de ruimtelijke consequenties en de gevolgen voor milieu, natuur en landschap in beeld gebracht. Wenselijk is het om hierin ook de soorten gebieden op te nemen waar zon en windprojecten zouden kunnen worden gerealiseerd en de strategische keuzes met betrekking tot ‘zon op dak’, eventueel een voorkeursvolgorde voor zon. Geadviseerd wordt om hierbij ook de beleidsuitgangspunten met betrekking tot procesparticipatie en lokaal eigendom op te nemen. 

Hierna worden de omgevingsvisies van de verschillende bestuurslagen besproken en wordt de relatie met de RES’en gelegd.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 

Het Rijk heeft in 2020 de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De NOVI kan op basis van nieuwe inzichten en opgaven worden aangepast. Klimaatadaptatie en energietransitie zijn hierin gedefinieerd als één van de vier prioriteiten. Voor de energietransitie heeft het rijk aangegeven dat zoveel mogelijk windenergie op de Noordzee zal worden gerealiseerd en dat het energienetwerk geschikt zal worden gemaakt voor transport van duurzame energie.

Afwegingsprincipes RES in NOVI 

Voor zon en wind worden aan de RES’en afwegingsprincipes meegegeven:

  • Combineer de energieopgave zoveel mogelijk met andere opgaven, zoals bijvoorbeeld wonen.
  • Sluit bij inpassing van de energieopgave zoveel mogelijk aan bij de kenmerken van het gebied.
  • Voorkom afwenteling naar tijd en plaats. ‘Vermeden gebruik’ (besparen) heeft de voorkeur. Als dat niet kan, maak dan zo efficiënt mogelijk gebruik van de fysieke leefomgeving door het toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor energietransitie:
    - Voorkeur voor grootschalige clustering van de productie van duurzame energie (door windmolens, eventueel in combinatie met zonnevelden) gaat boven spreiding;
    - Voorkeursvolgorde voor zon-PV: eerst op daken en gevels van gebouwen, dan op onbenutte terreinen in bebouwd gebied en indien nodig op locaties in het landelijk gebied;
    - Energiebesparing, warmtenetten en ander gebruik van bestaande gasleidingen 
    1. Energiebesparing een belangrijke eerste stap 
    2. Waar gekozen wordt voor warmtenetten, moet de ruimtelijke planning van warmtenetten zorgvuldig worden afgewogen en gecombineerd met andere functies in de ondiepe ondergrond (met inachtneming van de Structuurvisie Ondergrond).

Nationale belangen 

Ook zijn in de NOVI een aantal nationale belangen opgenomen, waarvan duurzame energievoorziening en het bijbehorend hoogspanningsnet er een is. Daaronder valt het realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur. Andere nationale belangen kunnen mogelijk ‘belemmerend’ werken bij de ontwikkeling van zon- en windprojecten. Denk bijvoorbeeld aan luchthavens en radars voor vliegtuigen. In het rijksbeleid is ook een aantal grote te beschermen landschappen opgenomen. Dit zijn onder andere het Groene Hart, de Veluwe, het IJsselmeergebied en de Wadden. Het betreft allemaal andere gebieden die een verschillende aanpak vragen. Dit vereist een goede interbestuurlijke samenwerking, waarbij gebruik kan worden gemaakt van bestaande overlegstructuren, zoals het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied.

NOVI en Klimaatakkoord 

Het rijk onderkent ook een aantal grote opgaven in de NOVI die bepalend zijn voor het realiseren van het Klimaatakkoord. Afhankelijk van het soort opgave, of juist de combinatie van opgaven, is een keuze gemaakt voor een aanpak. Zo wordt de opgave voor woningbouw aangepakt in de Verstedelijkingsagenda en de opgave voor het landelijk gebied in een programma Landelijk gebied. In NOVEX-gebieden wordt door verschillende soorten overheden gewerkt aan hoe om te gaan met de stapeling van opgaven voor zo’n gebied (veel Novex-gebieden waren ook al aangewezen als Novi-gebied of als gebied met een grote verstedelijkingsopgave. Alleen de gebieden Lelylijn en regio Schiphol zijn helemaal nieuw toegevoegd). Een integrale afweging met andere belangen moet komende periode niet alleen op RES-niveau plaats vinden. Ook zal gekeken moeten worden naar andere schaalniveaus. Denk hierbij aan afwegingen in het Groene Hart, de Veluwe en het IJsselmeergebied. En ook aan afwegingen die bijvoorbeeld Rijkswaterstaat maakt voor een snelweg die door meerdere gemeenten of RES-regio’s gaat.

Provinciale omgevingsvisie (POVI) 

De provincies spelen een rol als het gaat om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Vooral in het landelijk gebied hebben ze een taak in het afwegen van belangen op het gebied van landbouw, economische ontwikkeling en natuur en landschap. Het gaat hierbij veelal om een integrerende rol. In de POVI is aangegeven waar deze opgaven in combinatie moeten worden opgepakt. Daarbij wordt aangegeven waar nieuwe ontwikkelingen niet wenselijk zijn, zoals in natuurgebieden, gebieden van cultuurhistorische waarde en waardevolle landschappen. Onderdelen van de POVI worden verwerkt in de provinciale regelgeving: de provinciale verordening. Hier wordt dieper op ingegaan in de paragraaf instructieregels.

POVI bij inwerkingtreding Omgevingswet 

Vrijwel alle provincies hebben voor inwerkingtreding van de Omgevingswet een omgevingsvisie vastgesteld. Zij moeten checken of deze aanpassing behoeft op basis van hetgeen in de RES staat, voor zowel opwekkingseenheden als mogelijke uitbreiding van de infrastructuur. Eén van de aandachtspunten hierbij is de nadere invulling van zoekgebieden in relatie tot provinciale landschappen, of de overlap met andere thematische zoekgebieden. Een omgevingsvisie is een dynamisch document dat kan worden aangepast op basis van de betreffende opgave en actuele ontwikkelingen en inzichten.

Gemeentelijke omgevingsvisie (GOVI) 

Elke gemeente moet een omgevingsvisie (GOVI) vaststellen. Uitgegaan wordt van 31 december 2024. Als een gemeente hier al mee bezig is moet de RES-opgave daarin worden geborgd. Als de gemeentelijke omgevingsvisie al is vastgesteld zal de gemeente moeten nagaan of aanpassing nodig is op basis van de ambities in de RES.

Opstellen GOVI voor inwerkingtreding Omgevingswet 

Met het opstellen van een GOVI kan al voor inwerkingtreding van de Omgevingswet worden begonnen. Gemeenten kunnen beginnen met het integraal afwegen van belangen – bijvoorbeeld energie versus natuur en landschap – en het in beeld brengen van de relatie met andere opgaven zoals woningbouw. De integrale afweging in het kader van de omgevingsvisie kan er omgekeerd ook toe leiden dat de RES moet worden aangepast. Onder de huidige Wet ruimtelijke ordening kan een omgevingsvisie worden vastgesteld als structuurvisie, waarbij die via het overgangsrecht als omgevingsvisie gehandhaafd kan blijven tot bovengemelde datum.

Sectoraal afwegen in omgevingsvisie 

Een afweging tussen deze opgaven is door rijksoverheid, de provincies en gemeenten vaak gemaakt en vastgelegd in hun omgevingsvisies. Het opstellen of aanscherpen van omgevingsvisies, het toetsen aan gemeentelijk thematisch beleid of gebiedsgerichte uitwerking in een programma zijn een aantal manieren om die afwegingen te concretiseren en te maken. Daarover verderop in dit werkblad meer.

Gemeentegrens overschrijdende projecten 

Het is mogelijk dat zoekgebieden in aangrenzende gemeenten elkaar beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan zonnepanelen of windturbines langs een snelweg door drie gemeenten waarvan deelname door de middelste gemeente cruciaal is. Ook de keuze in een aangrenzende gemeente voor een nieuwe woonlocatie kan van invloed zijn op het windturbinepark in de eigen gemeente. Ook de vestiging of uitbreiding van een schakelstation in een naburige gemeente kan cruciaal zijn voor de ontwikkeling van zon en/of wind in de eigen gemeente. Het is daarom belangrijk bij de uitwerking van zoekgebieden niet alleen naar (het beleid in) de eigen gemeente te kijken maar vroegtijdig tot afstemming te komen met naburige gemeenten. Mogelijk moet de ontwikkeling van beide (deel)gebieden samen of in nauwe samenhang verder uitgewerkt worden. Het gaat dan niet alleen over samenhang tussen de overheden, maar ook over de relatie tot de bewoners in beide gemeenten. De MER is belangrijk om met name inzicht te krijgen in de cumulatie van verschillende effecten. Ook het aanmerken van zoeklocaties rond gemeentegrenzen moet in samenhang plaatsvinden. Hoewel er geen gemeentegrens wordt overschreden gaan effecten hier wel overheen. Het kan waardevol zijn om hier de provincie bij in te schakelen. Zeker als in de volgende fase vergunningen verleend moeten worden.

Regionale grensoverschrijding zoekgebieden 

In diverse RES 1.0 documenten zijn regiogrensoverschrijdende zoekgebieden opgenomen. Denk hierbij aan rijkswegen, provinciale wegen, vaarwegen. Uitwerking van deze vaak lange lijnen van infrastructuur maakt samenwerking over de grenzen heen noodzakelijk. Dat geldt niet alleen voor inpassing in de fysieke leefomgeving, maar ook voor organisaties zoals de infrabeheerder (Rijkswaterstaat, ProRail, Provinciale Waterstaat), natuur- en milieuorganisaties, en andere maatschappelijke organisaties. Vaak zijn meerdere gemeenten bij deze uitwerking betrokken. Overwogen kan worden om de provincie een rol te laten spelen bij verankering in het ruimtelijk beleid. De provincie zal hierbij ook kijken naar inpassing van het totale project in de fysieke leefomgeving.

Grensoverschrijdende energienetwerken 

Bij het uitwerken van ruimtelijk beleid is het zinvol om op een vergelijkbare manier rekening te houden met het grensoverschrijdende karakter van energienetwerken. Energienetwerken houden meestal niet op bij de grens van de RES-regio. Aansluiting van zon of wind op het energienetwerk in RES-regio A kan consequenties hebben op aansluitmogelijkheden in RES-regio B. Het is daarom belangrijk bij de uitwerking van de RES-opgave niet alleen naar het eigen gebied te kijken. Bepaal dus als overheden samen met de netbeheerders welke keuzes ook bovenregionaal, dus boven RES-niveau, tot de meest kosteneffectieve oplossingen leiden. Daarbij geldt: Hoe concreter de opgaven uit de RES’en worden uitgewerkt, hoe meer inzicht ontstaat in de maatschappelijke kosten, het ruimtebeslag en de tijdsimpact. Leg deze oplossingsrichtingen als provincie en gemeenten vast in het ruimtelijk beleid, zodat hier rekening mee kan worden gehouden bij andere opgaven in het gebied. Wanneer een uitbreiding nodig is op het 220- en 380 Kv niveau dan is het rijk (EZK) hiervoor bevoegd gezag.

Voorbeeld beleid en regelgeving Zon op dak 

Voor zon op dak is in de meeste gevallen geen omgevingsvergunning nodig. Voor monumentale panden is wel een vergunning vereist. In een programma kan een doelstelling worden vastgelegd voor het bereiken van een bepaalde hoeveelheid zon op dak. Dit is een uitwerking van de ambitie die in de omgevingsvisie is uitgesproken. Als een doelstelling is vastgelegd moet een uitvoeringsstrategie worden opgesteld over hoe deze doelstelling te halen. Een uitvoeringsstrategie is ook van belang voor de netbeheerder. Wanneer er te veel versnippering is kan de netbeheerder moeilijker sturen op netuitbreiding. Het is daarom belangrijk om deze uitvoeringsstrategie samen met de netbeheerder(s) op te stellen. Het is ook mogelijk om met omgevingsbeleid te ‘sturen’ op mogelijkheden waar zonnepanelen kunnen komen, bijvoorbeeld door functiecombinaties in het beleid en plannen te benoemen zoals zon boven parkeerplaatsen. Momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van het Bbl (Besluit Bouwwerken Leefomgeving) dat ervoor moet zorgen dat gemeenten een mogelijkheid hebben om meer zon op dak te verplichten bij utiliteitsbouw. Het is mogelijk dat vigerend beleid, zoals provinciale verordeningen en/of gemeentelijke bestemmingsplannen het plaatsen van zonnepanelen belemmert. Het is goed om het vigerende beleid van de provincie en gemeenten hierop te checken.

Beleidsdoorwerking


De overheid kan de gewenste kwaliteiten van de fysieke leefomgeving, of onderdelen daarvan, concreter maken door die ook stevig juridisch vast te leggen. Daarmee kunnen ook andere overheden worden gebonden om mee te werken aan de realisatie van het beleid. Dat kan bijvoorbeeld door eisen vast te leggen in omgevingswaarden, of door een programma vast te stellen.

Programma’s 

Het programma is een nieuw instrument onder de Omgevingswet. De herijking van de RES kwalificeert als een onverplicht programma als het een uitwerking van beleid voor de fysieke leefomgeving bevat, en/of maatregelen om aan omgevingswaarden te voldoen of andere doelstellingen te behalen (zie artikel 3.5 Omgevingswet). In een programma voor de RES kunnen bijvoorbeeld zoekgebieden voor duurzame energie worden vastgelegd en/of afspraken worden gemaakt over de realisatie van de RES-doelstelling. Het programma onderscheidt zich van de omgevingsvisie als agenda en afsprakenkader, en als aansturing voor monitoring. Daarnaast kan een programma worden voorbereid en vastgesteld door meerdere gemeenten en provincies in een RES-regio. In het programma kunnen ook afspraken met bijvoorbeeld netbeheerders opgenomen worden.

Programma’s en de RES

Overheden kunnen in een programma de ambities en opgaven uit de RES vertalen in concrete maatregelen in relatie tot andere belangen en opgaven in het gebied. Dit gehele pakket van maatregelen moet leiden tot doelbereik op basis van de RES en tot de gewenste ruimtelijke kwaliteit in een bepaald gebied. Programma’s kunnen thematisch zijn (bijv. warmte) of gelden voor een bepaald gebied (bijv. een polder of energielandschap). Dit gebied hoeft zich dan niet te beperken tot een gemeente. Een gebiedsgericht programma kan gemeentegrens overschrijdend zijn. In dat geval wordt het programma logischerwijs voorbereid in samenwerking tussen de betrokken overheden en vervolgens gezamenlijk door de betrokken besturen vastgesteld. De samenwerking richt zich dan op het uitvoeren van de afspraken voor het eigen grondgebied. Een gebiedsgericht programma kan zich ook richten op de uitwerking van één of meer zoekgebieden in relatie tot andere opgaven in de fysieke leefomgeving in dat gebied. 

In het programma wordt uitgewerkt wat de kaders zijn, welke acties moeten worden uitgevoerd en door wie dit moet gebeuren en op welke termijn. Het is belangrijk dat in dit programma eenduidige afwegingen staan opgenomen over de inpassing van de RES-opgave in de fysieke leefomgeving, die zijn onderbouwd met de benodigde onderzoeken, waaronder onderzoeken naar de impact op landschap en milieu (een plan-MER) en met aandacht voor het samengaan met andere ruimtelijke opgaven. 

Het programma kan worden ingezet bij het monitoren van de realisering van de RES en het maken van (interbestuurlijke) afspraken over het tijdig aanpassen van Omgevingswetinstrumenten.

Vastgesteld door dagelijks bestuur 

Waar de omgevingsvisie door het algemeen bestuur (bij de gemeente de gemeenteraad en bij de provincie provinciale staten) wordt vastgesteld, wordt een programma vastgesteld door het dagelijks bestuur (bij de gemeente het college van burgemeester en wethouders en bij de provincie gedeputeerde staten).

Betrekken volksvertegenwoordiging 

Hoewel het vaststellen van programma’s een bevoegdheid is van de dagelijkse besturen van de regionaal betrokken overheden, wordt in het geval van de RES-opgave sterk aangeraden om dit (minimaal) in nauw overleg met de volksvertegenwoordigers te doen.

Aanvullende afspraken 

Het programma is zelfbindend voor de bevoegde gezagen die het hebben opgesteld. Aanvullende afspraken met derden (organisaties) moeten worden vastgelegd in bestuursovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten (bijv. netbeheerders).

Programma in relatie tot andere omgevingswetinstrumenten 

Denkend vanuit de beleidscyclus is het belangrijk dat de resultaten uit het programma uiteindelijk ook weer worden opgenomen in een aangescherpte versie van de omgevingsvisie en indien nodig geborgd in het omgevingsplan. Het programma vormt geen rechtstreekse basis voor het verlenen van vergunningen voor energieprojecten, maar kan wel gebruikt worden als onderbouwing voor de evenwichtige toedeling van functies aan locaties bij een BOPA of projectbesluit.

Voorbeelden

Landgoederenzone Noord-Veluwe
Voor de landgoederenzone op de Noord-Veluwe is een voorzet gemaakt voor een gebiedsgericht programma. Voor deze zone is verkend hoe duurzame energie kan worden gerealiseerd met behoud van de cultuurhistorische waarde van het gebied. Tevens wordt hierbij de impact op het energienetwerk meegenomen.

Knooppunt de Baars 
Voor knooppunt de Baars in de RES regio Hart van Brabant waar is gekeken naar de ruimte die nodig is voor opwekkingseenheden met bijbehorende netaansluiting, mobiliteitsopgaven, natuur- en klimaatopgaven en biodiversiteits-en landschappen en recreatieve opgaven.

Noord-Holland Noord 
In het Kennislab Omgevingswet Noord-Holland Noord is naast het kijken naar voorwaarden en afspraken rondom de RES ook gekeken naar het aspect lokaal eigendom en het maken van afspraken met andere partijen zoals de netbeheerders. 

Deze en andere voorbeelden vindt u op de website van NP RES.

Doorwerking van provinciaal en rijksbeleid

Instructieregels

De doorwerking van het beleid van provincies en het rijk bij gemeenten kan ook plaatsvinden met instructieregels over taken en bevoegdheden van andere overheden. Dit zijn rijks- of provinciale regels die worden vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (Bkl) of de omgevingsverordening van de provincie. Instructieregels zijn regels tussen verschillende overheden en bevatten de kaders waaraan bijv. het omgevingsplan of een omgevingsvergunning moet voldoen. Provinciale instructieregels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op bescherming van het landschap, windenergie, zonnevelden en energie uit biomassa. In de bijlage is een voorbeeld opgenomen van een aantal instructieregels die de provincie Utrecht heeft opgenomen in de interim omgevingsverordening. 
Een speciaal aandachtspunt bij instructieregels betreft de vergunningplicht voor transformatorstations. De huidige landelijke vergunningplicht voor de open transformatiestations komt onder de Omgevingswet te vervallen. De provincies besluiten zelf hoe ze hier mee omgegaan: vergunningplicht loslaten of re-introduceren in de provinciale verordening.  

Instructiebesluit en interventie

Daarnaast kunnen rijk en provincie invloed uitoefenen via een instructiebesluit en de provincie via aan reactieve interventie. In deze fase kunnen via bestuursakkoorden ook andere overheden via expliciete afspraken worden gebonden om mee te werken aan de realisatie van het programma.

Projectprocedure

Wanneer provincie of het rijk zelf het initiatief willen nemen tot een gebiedsontwikkeling, dan kan dit via een projectprocedure met een projectbesluit. Hiertoe kan ook in gezamenlijkheid met gemeenten besloten worden, bijvoorbeeld wanneer een gebiedsontwikkeling de grenzen van gemeenten overschrijdt. In ieder geval worden gemeenten geraadpleegd en is er na het indienen van zienswijzen ook altijd nog gelegenheid bij de rechter in beroep te gaan tegen een projectbesluit.

Uitvoering


In het onderste kwart aan de linkerzijde van de cyclus staat de uitvoering centraal. Dat gebeurt door initiatiefnemers van projecten en de overheid. Initiatiefnemers van projecten realiseren windturbineparken, zonnevelden, uitbreidingen van het netwerk (zoals schakelstations), warmtenetten etc. De overheid zorgt ervoor dat voldoende ruimte beschikbaar is en bepaalt de randvoorwaarden voor deze projecten. 

In de klantreis is schematisch uiteengezet wat een gemeente op het gebied van energie te doen staat bij andere opgaven, zoals woningbouw, en welke rol de RES-regio's en NP RES daarbij spelen. Er wordt in de klantreis een onderscheid gemaakt tussen vijf fases: de ideeënfase; integrale gebiedsgerichte planvorming; onderzoek, locatiekeuze en beleid; een samenhangend ontwerp; de juridische verankering; en de bouw. De klantreis kan gebruikt worden als handvat bij de uitvoering.

Omgevingsvergunning 

Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeente om in het omgevingsplan ruimte te reserveren voor hernieuwbare energie. Het kan voorkomen dat een gemeente nog geen voorbereidingen heeft getroffen om het omgevingsplan te wijzigen. In dat geval kan de initiatiefnemer de gemeente verzoeken om planologische medewerking te verlenen door het afgeven van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Afhankelijk van de omstandigheden kunnen initiatiefnemers een omgevingsvergunning nodig hebben voor meerdere activiteiten (o.a. bouwen, milieubelastende activiteiten, omgevingsplanactiviteit). Als tevens een omgevingsvergunning nodig is voor een wateractiviteit dan geldt daarvoor een aparte procedure. 

Projectbesluit 

De omgevingswet kent het instrument projectbesluit voor rijk en provincie en de projectprocedure voor een gemeentelijke project van publiek belang. 

Het rijk en de provincies kunnen de verantwoordelijkheid van de gemeente om projecten planologisch toe te laten overnemen door een projectbesluit vast te stellen (zie bij ‘projectbesluit’). Ook kunnen zij instructieregels stellen die de gemeente in acht moet nemen bij het vaststellen van het omgevingsplan of de afgifte van een omgevingsverordening.

Windinitiatieven 

In de Elektriciteitswet is na inwerkingtreding van de Omgevingswet een projectbesluit voorgeschreven voor de provincie bij windinitiatieven tussen 5-100 MW (de ondergrens wordt via de Energiewet aangepast naar 15 MW). Onder de Wro is in die gevallen een inpassingsplan voorgeschreven. De provincie moet een projectbesluit vaststellen voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit door windenergie met een capaciteit van minimaal 5 MW en maximaal 100 MW. Ook de aansluiting van die installatie op een net valt onder het project. Dit staat in artikel 9c, lid 1 Elektriciteitswet 1998. 

Het rijk kan in het volgende geval een projectprocedure starten: Productie van elektriciteit (artikel 9b, lid 1 Elektriciteitswet 1998)

  • De aanleg en uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit door windenergie op land met een capaciteit van 100 MW of meer, inclusief de aansluiting van die installatie op een net.
  • De aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit anders dan door windenergie, met een capaciteit van 50 MW of meer, inclusief de aansluiting van die installatie op een net.
  • De aanleg van een productie-installatie voor de productie van andere dan duurzame elektriciteit, met een capaciteit van 500 MW of meer, inclusief de aansluiting van die installatie op een net.
  • De uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van andere dan duurzame elektriciteit, waarbij de capaciteit wordt vergroot tot minimaal 500 MW, inclusief de aansluiting van die installatie op een net. 

De voordelen van het projectbesluit zijn dat opgaven meer gecoördineerd worden aangepakt en aangestuurd. Het projectbesluit is project-mer-plichtig; het nemen van een voorkeursbeslissing is plan-mer-plichtig. Wanneer een overheid zelf grond in eigendom heeft waar een ontwikkeling beoogd is, dan heeft ze ook nog de mogelijkheid om privaatrechtelijk zaken af te dwingen bij de verkoop.

Wijziging Omgevingsplan 

Gedeputeerde Staten kunnen ervan afzien om dit projectbesluit toe te passen, als de gemeente ermee instemt om de project-procedure toe te passen. De gemeente volgt dan weliswaar de projectprocedure, maar stelt geen projectbesluit vast. In plaats daarvan besluit de gemeenteraad tot wijziging van het omgevingsplan (artikel 5.55 Omgevingswet). Als gevolg van de Elektriciteitswet is een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dus niet mogelijk voor windprojecten vanaf 5 MW (ondergrens wordt via de Energiewet aangepast naar 15MW). Voor projecten van die omvang is altijd eerst wijziging van het omgevingsplan vereist waarna een omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit komt ook overeen met de gangbare praktijk.

Terugkoppeling


Met toezicht en handhaving ziet de overheid toe op naleving van de algemene regels en vergunningvoorschriften. Via monitoring brengt de overheid de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in beeld. Het kan ook zijn dat een bepaalde opgave voor zon op dak (omgevingswaarde) is geformuleerd. Deze zal gemonitord moeten worden. Het is mogelijk dat op basis van de uitkomsten van de monitoring het beleid wordt aangepast. Zo begint de beleidscyclus weer opnieuw.

Voor de RES zijn twee zaken van belang als het gaat om terugkoppeling:

  • Zorg voor voldoende capaciteit op toezicht en handhaving op de algemene regels en de vergunningverlening. Dat maakt het schrappen van vergunningplichten in het kwadrant uitvoering beter mogelijk.
  • Zet in op het versterken van informatievoorziening. Maak hergebruik van data en informatie die voortvloeit uit de besluitvorming in de vorige kwadraten mogelijk.