Stap 1: Analyse

De focus van de eerste stap is een analyse van de geactualiseerde inventarisatie.

Daarnaast wordt naar de warmtetransitie opgave gekeken als onderdeel van het totale energiesysteem, de impact op de leefomgeving en het borgen van de publieke belangen. Let op: dit is ook onderdeel van de energievisie (van de provincie), voorkom dubbel werk en zorg dat het aansluit. De uitkomsten van de eerste stap worden geanalyseerd, verrijkt en aangevuld. We maken daarbij onderscheid in: 

  • Systeemeffecten
  • Impact op de leefomgeving 
  • Maatschappelijke betrokkenheid en publieke belangen
Processtappen van de analyse voorafgaand aan de herijking

Doel: Inzicht in de kansen en risico’s voor de regio en besef dat warmtetransitie onderdeel is van groter vraagstuk en dat keuzes impact hebben op energiesysteem, leefomgeving en publieke belangen. Inzicht verkrijgen in voor- en nadelen van keuzes in de regionale context.           

Resultaat: Geactualiseerde inventarisatie van vraag en aanbod. En kwalitatief omschreven impact van warmtetransitie in relatie tot het energiesysteem, leefomgeving en publieke belangen. Vertaald naar kansen en risico´s voor de regio. Weten waar nader onderzoek gewenst is.  

Voorbeelden:

  • Weten waar vraag en aanbod van warmtevraag door bovenlokale afstemming kan leiden tot meerwaarde. 
  • Kiezen voor zonnewarmte (zonthermie) in plaats van voor zonnestroom (zon-PV) kan het elektriciteitsnet zodanig ontlasten dat uitbreiding/ nieuwe aanleg van stations voorkomen of uitgesteld kan worden  
  • Optimaal inzetten bronnen, bijvoorbeeld hoogwaardige energie eerst hoogwaardig gebruiken en cascaderen, maakt het mogelijk om meer gebouwen te verwarmen met één bron (efficiëntie) 
  • Het integreren van het warmtesysteem kan in veel gevallen voordelen bieden voor het totale energiesysteem. Want een goed ingericht warmtesysteem met warmtenetten kan warmte bufferen, waardoor je het elektriciteitssysteem ontlast. 
  • Zijn er andere regio’s met geleerde lessen die raakvlakken hebben op de situatie in uw regio? Zowel qua kansen benutten als risico’s (mitigeren).

Analyse van het energiesysteem 


We werken toe naar een duurzaam energiesysteem waarin er vele kleine verbonden netwerken zijn in plaats van één groot energienetwerk. Straks ontvangt en levert (bijna) iedereen energie en is iedereen, individuele huishoudens en bedrijven, een waardevolle speler in het energiesysteem. In de herijking van de RES spreken we daarom niet zozeer over ‘systeemefficiency’, maar over het totale energiesysteem. Daaronder verstaan we dan het samenhangende geheel van besparing, productie, transport en distributie, omvorming, opslag en gebruik van energie. Het is daarom van belang dat een brede, integrale afweging wordt gemaakt bij de inrichting van het warmtesysteem en dat effecten op het bredere energiesysteem daarin mee worden genomen. 

Op nationaal niveau zijn er de volgende energiesysteem ontwikkelingen: 

  • Het NPE (nationaal plan energiesysteem) biedt zicht op het energiesysteem van 2050. 
  • Het PEH (programma energiehoofdstructuur) laat zien welke nieuwe nationale energie-infrastructuur nodig is richting 2050 en waar deze slim geplaatst kan worden. 
  • De nMIEK (nationale Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat) zijn veelal projecten uit de energiestrategieën van de zes Nederlandse industriële clusters. Daarnaast heeft het WarmteLinQ project in 2024 de nMIEK status gekregen. 

Op provinciaal en regionaal niveau spelen de volgende zaken: 

  • Voortgangsrapportage van de RES. Iedere 2 jaar geven de 30 energieregio’s zicht op de voortgang van de ontwikkeling van duurzame energie in het licht van het energiesysteem van de toekomst.  
  • De energievisie. Iedere provincie stelt in 2024 een provinciale energievisie op. Deze energievisie is in veel gevallen MER plichtig en kan richting geven aan de pMIEK. Hierin worden richtinggevende keuzes gemaakt voor warmte, elektriciteit en eventuele andere energieketens op provinciaal niveau. 
  • De pMIEK (provinciale Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat) bevat energie-infrastructuur projecten waaraan de provincie een maatschappelijke prioritering geeft en die doorwerking vindt in het investeringsplan van de regionale netbeheerder. Het SP IPE (Samenwerkingsprogramma Integraal programmeren van het Energiesysteem) is een samenwerking van IPO, VNG, Netbeheer Nederland, de ministeries van KGG, VRO en IenW, Nationaal Programma RES, RVO en TNO. Het SP IPE ondersteunt decentrale overheden in het opstellen van o.a. de Energievisie, MIEK en Energy boards. 

Het SP IPE heeft een Handreiking Integraal Programmeren in het Energiesysteem gepubliceerd met meer informatie over deze processen. 

De uitkomst van de analyse (en de volgende stappen) in het kader van de RSW zijn relevante input voor de o.a. de provinciale en/of regionale energievisie de pMIEK en daarmee voor het investeringsplan van de betreffende netbeheerder(s). Tegelijkertijd kan het ook zo zijn dat er in de totstandkoming van een provinciale en/of regionale energievisie al nagedacht is over de relevante warmtekeuzes in een provincie/regio. Het is dus goed om in het proces van herijking/actualisatie van de RSW-aansluiting te zoeken bij het energievisie en pMIEK proces. Om een goede integrale afweging te kunnen maken is zo concreet mogelijke informatie nodig over vraag- en aanbodontwikkeling van energie vanuit de sectorale trajecten. Zoals de RES, CES (Cluster Energie Strategieën), RAL (Regionale Agenda Laadinfrastructuur), en dus ook de RSW en de gemeentelijke warmteprogramma’s. De afwegingen die in de diverse sectorale plannen gemaakt worden hebben een belangrijk effect op de uiteindelijke keuzes en de timing daarvan in de warmtetransitie en het energiesysteem als geheel. 

Keuzen ten aanzien van de verduurzaming van de verwarmingsvraag raken het hele systeem, zowel aan de bronnenkant als aan de kant van transport, distributie en vormen van opslag en conversie. 

Deze analyse-stap gaat over het vertalen van de inventarisatie (stap 0) naar effecten op het totale energiesysteem. Deze vertaling kan kwantitatief zijn, maar zal in de meeste regio’s in eerste instantie vooral kwalitatief van aard zijn. Het gaat hier om vragen over: 

  • Impact op transport- en distributienetten. Waar zijn nieuwe netten nodig en waar zullen aanpassingen aan het systeem nodig zijn. Als concrete stap kan de integrale impact berekening door de netbeheerders worden aangevuld met input vanuit de RSW. Zo komt er ook inzicht op de impact die keuzen ten aanzien van de warmtetransitie hebben op het elektriciteitsnet. 

CE Delft heeft in opdracht van de Vereniging van Nederlandse gemeenten onderzocht wat de Impact van de warmtetransitie op het lokale elektriciteitsnet. De lokale keuze voor all-electric, hybride of op een warmtenet heeft impact op de benodigde elektriciteitsinfrastructuur in de wijk. Het rapport geeft hier een globaal beeld van. Per wijk zal de exacte impact verschillen, hier moet je rekening mee houden in je analyse & planvorming. 

  • Impact op vraag naar omvorming en (seizoen-)opslag. Bijvoorbeeld om te kunnen voldoen aan de verwarmingsvraag gedurende de winter (piek voorziening). Behalve de impact van eventuele extra verzwaring, kunnen warmtenetten met opslag ook een positieve wisselwerking hebben met het elektriciteitsnet middels het aanbieden van flexibel vermogen (P2H). Met warmteopslag kunnen pieken in het elektriciteitsaanbod worden omgevormd en gebufferd. Dat dempt weer de vraag op een later moment. Het is wenselijk op regionaal niveau rekening te houden met wat de kansen (baten/lasten) van systeemintegratie zijn. De mate van uitwerking van dit thema is afhankelijk van de lokale situatie. 
  • Impact op beschikbaarheid van bronnen. Hierbij moet ook gekeken worden naar de energieverliezen tijdens transport en distributie. De uitkomst van stap 0 moet in veel gevallen verder worden uitgewerkt.

Hier moet – voor zover dat bovengemeentelijk van belang is - ook aandacht zijn voor: 

  1. De mogelijkheden voor systeemintegratie en optimalisatie tussen de dragers 
  2. Inzet van dragers specifiek voor piekvoorziening en vormen van opslag, waaronder Hoge Temperatuur Opslag van warmte.

Analyse van de impact op de leefomgeving 


Het tweede deel van de analyse richt zich op de consequenties voor de leefomgeving die volgen uit de keuzen die worden of zijn gemaakt in relatie tot de warmtetransitie. Daarnaast geeft de analyse inzicht in de beperkingen die er op dat punt kunnen zijn. Zo is het boren naar geothermie midden in dicht stedelijk gebied lastig. En kan het wenselijk zijn te voorkomen dat het aanleggen van bijvoorbeeld een extra 150kV station nodig is. De regionale meerwaarde is kijken naar de impact op de regio, dus complementair op de TVW op wijkniveau. 

Belangrijke aandachtspunten zijn bijvoorbeeld: 

Vanuit de leefomgeving en het energiesysteem perspectief moet een goede afweging gemaakt worden tussen de toepassing van duurzame warmte en elektrificatie. Meer elektrificatie betekent inpassing van opwekinstallaties voor duurzame elektriciteit en mogelijk ook (aanvullende) versterking van het elektriciteitsnet met ruimtelijke gevolgen (bijvoorbeeld bouw van nieuwe (onder)stations). Anderzijds vraagt de toepassing van duurzame warmte ook ruimte, met name onder de grond. 

  • Gevolgen van verschuivingen in de mix tussen duurzame warmte en elektrische verwarming moeten in het omgevingsbeleid worden opgenomen. Het niet realiseren van (op dit moment) wel voorziene duurzame warmtebronnen en/of -leidingen zal leiden tot een extra opwekopgave voor elektriciteit, die vervolgens ruimtelijk ingepast moet worden. Het is goed om bij (toekomstige) afweging over (de doorgang van) warmteprojecten, dergelijke consequenties aan de voorkant inzichtelijk te maken. 
  • De afstand tussen bronnen en gebruik moet bij voorkeur zo kort mogelijk zijn voor het meeste (warmte)rendement en de laagste maatschappelijke kosten. Daarbij moet een balans gevonden worden tussen systeemoptimalisatie en impact op de leefomgeving. Zo is het warmteverlies in transportleidingen ten opzichte van de distributienetten zeer laag. Transportnetten zijn niet in alle regio’s van toepassing. Maar in die gevallen kunnen deze inzichten de gemeenten helpen bij de vertaling van de TVW en de a.s. warmteprogramma’s naar de uitvoeringsplannen. Door hier – boven gemeentelijk – naar te kijken kan optimalisatie plaatsvinden in kosten, systeem en impact voor de leefomgeving. 

Het gaat bij deze afwegingen niet alleen om ‘ruimte’, maar ook om de leefomgeving: (waarden en normen op het gebied van) het milieu, natuur, schone lucht, geluidsdruk, erfgoed et cetera, zowel boven als onder de grond. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van diverse (landelijke) onderzoeken en factsheets over de ruimtelijke impact van het energiesysteem. Ook de NOVI biedt handvatten om de leefomgeving mee te nemen in de verdere uitwerking van de RSW. Voor al deze aspecten geldt overigens dat ze niet per definitie ‘bovengemeentelijk’ zijn en in veel gevallen op lokaal niveau geadresseerd kunnen worden.

De factsheet warmte geeft per warmtebron een overzicht van onderdelen waar rekening mee moet worden gehouden.

Maatschappelijke betrokkenheid en publieke belangen 


De discussie en definiëring van publieke belangen vindt plaats op lokaal niveau. In de RES moet met deze belangenafweging rekening worden gehouden. Deze stap gaat dus niet over het opnieuw of zelf bepalen van belangen maar vooral om het expliciet aansluiten op de uitgangspunten en randvoorwaarden die de gemeenten al hebben vastgesteld. Niet het wiel opnieuw uitvinden, maar bevestigen en ondersteunen van wat al is opgesteld. 

De duiding van de publieke belangen in de regio is maatwerk, elke regio heeft zijn eigen context. Het gaat hier om het vertalen van algemene termen naar wat er specifiek in de regio van belang is (keuzen van maatschappij en politiek) en het kwalitatief onderbouwen van de te maken keuzes. Doel is om inzichtelijk te maken wat aanvullende regionale randvoorwaarden en uitgangspunten zijn. Bijvoorbeeld voor de realisatie van een gezamenlijke geothermiebron of een warmtetansportnet. Dit geeft inzicht in welke wettelijke en financiële instrumenten (aanvullend) nodig zijn om de lokale warmtetransitie vorm te geven. De regio is hiermee ondersteunend aan de lokale uitvoer van de transitie. 

Mogelijk is in het eerder beschreven parallelle spoor `uitgangspunten en kaders´ hier al voldoende richting aan gegeven.

Inzicht in kansen en risico´s 


De uitkomsten van de analyses zullen voor een deel kwalitatief van karakter zijn. Als kwantitatieve verdieping – bijvoorbeeld door het laten uitvoeren van een impact analyse – mogelijk is, heeft dit de voorkeur. Daarmee worden de gevolgen van de keuzen immers concreter. 

Deze stap gaat samengevat in op het verbreden en verdiepen van de inzichten in de gevolgen (risico’s) en kansen die de warmtetransitie biedt in de regionale context. 

De samenhang van voorgaande analyse onderdelen moet leiden tot eerste inzichten in kansen en risico´s voor de regio. Bijvoorbeeld kansen in termen van minder impact op de leefomgeving. En risico´s door bijvoorbeeld een ongelukkige locatie van benodigde bronnen. Hoe gaat de regio in samenhang met, en aanvullend op, de lokale plannen de warmtetransitie vormgeven en welke (bovengemeentelijke) bronnen spelen een belangrijke rol en hoe worden deze ontsloten. Waar is er mogelijk schaarste en vraagt dit regionale afstemming?

impact leefomgeving