Inleiding
De regie in de warmtetransitie ligt op lokaal niveau, bij de gemeenten. De Regionale Structuur Warmte (RSW) is ondersteunend hieraan en adresseert de bovenlokale aspecten van de warmtetransitie. Bijna alle RES-regio’s hebben in 2021 de RSW 1.0 vastgesteld als onderdeel van de RES 1.0. Hoe kunt u verder gaan met deze regionale aspecten van de warmtetransitie?
De warmtetransitie is een langdurig proces. Daarbij is regelmatige herijking nodig. Nieuwe inzichten, aangepaste (fiscale) regelgeving en innovaties kunnen leiden tot nieuwe keuzen. Los van deze onbekende en/of onzekere ontwikkelingen, kent de transitie ook bekende stappen. Zo zal de besparing door isolatiemaatregelen bij woningen door de tijd optellen en effect hebben op de totale verwarmingsvraag. Het aansluiten van woningen op warmtenetten groeit in de tijd. Daarmee is het noodzakelijk dat in de plannen voldoende rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen en veranderingen. Vooral omdat de lokale plannen (wat) en planning (wanneer) invloed kunnen hebben op de haalbaarheid van de plannen van andere gemeenten als het gaat om de inzet van bovengemeentelijke bronnen. Dit vraagt dus om regionale afstemming in de programmering.
De RSW 1.0 was één van de puzzelstukjes die nodig was om warmtevraag, - aanbod en –infrastructuur op elkaar aan te laten sluiten. Alle RES-regio’s hebben een RSW 1.0 opgesteld. Het detailniveau van de RSW's verschilt per regio. Bijna alle RSW’s bevatten:
- De totale warmtevraag van de regio;
- Een overzicht van de beschikbaarheid van alle (bovenlokale) warmtebronnen (incl. een schatting van daadwerkelijke bruikbaarheid);
- Een overzicht van alle bestaande en voorziene warmte-infrastructuur.
Een aantal regio’s is in hun RSW 1.0 (of de doorontwikkeling ervan) nog een stap verder gegaan door ook de betrokkenheid van relevante stakeholders te beschrijven. In enkele gevallen bevat de RSW ook een procesvoorstel voor hoe de regio warmtebronnen, -vraag, -infra en -opslag gaan koppelen. Zo'n procesvoorstel en het komen tot uitvoering ervan is wat nu in alle regio's nodig is.
De doorontwikkeling van RSW's door de RES-regio's is nu vormvrij. Een aantal regio's zijn aan de slag met een RSW 2.0. Ook zijn er regio’s die inzetten op een integrale energie aanpak, waarbij warmte onderdeel van is van het regionale energiesysteem van de toekomst. Dit sluit aan bij de verbreding van het gesprek in de RES-regio’s naar een meer geïntegreerd energiesysteem waarin alle energiedragers, transport, opslag en conversie een rol spelen en de keuzes die worden gemaakt in het Nationaal Plan Energiesysteem.
De opdrachtgevers van de RES hebben in mei 2024 besloten om geen formele RSW 2.0 uit te vragen. Daarmee wil men voorkomen dat er dubbel werk gedaan wordt. Er is al veel informatie voorhanden (de RSW 1.0, de TVW’s, Warmteatlas, START analyse, etc) waarnaar verwezen kan worden en gebruik van gemaakt kan worden in het maken van lokaal en regionaal warmtebeleid. Van groter belang dan een formele herijking van de RSW 1.0 is dat er duidelijkheid komt over de verdeling en inzet van bovenlokale bronnen Het NP RES zal de regio's blijven ondersteunen bij de doorontwikkeling en implementatie van bovenlokale warmtebronnenstrategie, ook zonder formele RSW 2.0.
Dit werkblad richt zich op de mogelijkheden op de RSW door te ontwikkelen en te implementeren, zowel voor de lange termijn richting 2050, als voor de korte termijn tot aan 2030, door verbinding te leggen met de warmteprogramma's van gemeenten.
Voor de korte termijn (eind 2026) staat gepland dat gemeenten hun warmteprogramma’s vaststellen. Het NPLW heeft hier een praktische handreiking voor gemaakt. Het is aan te raden om (daar waar dat nog niet is gedaan) vanuit de regio duidelijkheid te creëren over de inzet en verdeling van bovenlokale warmtebronnen. Dit is belangrijk voor gemeenten om hun warmteprogramma goed vorm te kunnen geven.
Voor de langere termijn (2050) is eind 2023 het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) vastgesteld. In het NPE wordt o.a. bepaald hoe de Nederlandse gebouwde omgeving en tuinbouw in de toekomst duurzaam verwarmd worden. Ook geeft het zicht op de omvang (in PJ) van duurzame warmte in deze sectoren.
De RSW was en blijft vormvrij. Het is dus aan de RES-partners om de uiteindelijke scope en diepgang van de RSW te bepalen. Kortom: de RSW is maatwerk. Deze handreiking geeft hier handvaten voor.
Dit werkblad biedt concreet antwoord op onder andere de volgende vragen:
- Wat is het doel van de RSW?
- Welke processtappen kun je volgen om tot een RSW te komen?
- Wat moet je inventariseren om tot een beeld van de bovenlokale aspecten van de warmtetransitie te komen?
- Hoe leg je de relatie met de andere onderdelen van het totale energiesysteem in de regio?
- Waar moet je aan denken als het gaat om impact die de warmtetransitie heeft op de leefomgeving?
- Welke aspecten komen aan de orde bij het ontwikkelen van denkrichtingen voor de bovenlokale warmteaspecten, zoals de inzet van grote bovenlokale warmtebronnen?
- Verhouding van NPLW tot NP RES & de koppeling met het warmteprogramma
NPLW en NP RES
Het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) heeft de werkzaamheden van het voormalig Expertise Centrum Warmte (ECW), Programma aardgasvrije wijken (PAW) en een deel van het Netwerk Aquathermie (NAT) overgenomen. Het NPLW doet ieder jaar een ronde langs de gemeenten om daar de Lokale warmte in beeld te brengen. Daarnaast zijn er 30 warmte coördinatoren actief (vanuit de SPUK regeling) in dezelfde 30 RES regio’s. Vaak zijn de warmte coördinatoren bekenden van de betreffende RES teams.
De focus van het NPLW zit op het lokale warmte aanbod. Daarmee ondersteund het NPLW vooral de transformatie van de TVW naar het a.s. warmteprogramma en de Wijk uitvoeringsplannen. Ook deelt het NPLW kennis over o.a. warmtebedrijven, warmte netten, a.s. wetgeving, subsidies en is er een helpdesk.
Het NP RES focust zich op de opwek van bovenlokale warmtebronnen in de vorm van de RSW. De RWS en het a.s. warmteprogramma voeden elkaar zodat goede keuzes gemaakt kunnen worden, lokaal én in regioverband.
